blog

Waarom vinden we werkwoordspelling zo moeilijk?

Geschreven door Charlotte de Boer | Apr 23, 2025 12:49:17 PM

Werkwoordspelling: de meeste leerlingen gruwelen ervan. Het zijn trouwens niet alleen leerlingen die werkwoordspelling moeilijk vinden. Ook volwassenen worstelen ermee. Let er maar eens op: op social media, in blogposts, brieven en soms zelfs in nieuwsberichten. Heb je zelf recent nog getwijfeld over de spelling van een werkwoord?

Niet alleen kunnen spelfouten leiden tot verwarring bij het lezen, ook de waarde die wordt gehecht aan een goede spelling is in de maatschappij groot (Nederlandse Taalunie, 2011). Goed leren spellen is daarom van belang, helemaal bij het gebruik van werkwoorden. Als docent (of in mijn geval, taalkundige) is het dan heel makkelijk om te zeggen: “Maar werkwoordspelling ís helemaal niet moeilijk! Je moet gewoon de regels onthouden en toepassen.” Toch? Maar blijkbaar ligt het niet zo simpel. In theorie lijkt het makkelijk, maar in de praktijk ervaren veel mensen het toch als lastig. Er is dus meer aan de hand. In dit artikel ga ik uitzoeken waarom zo’n ogenschijnlijk logisch systeem als werkwoordspelling toch vaak als moeilijk wordt ervaren.


Waar komen die regels vandaan?

Volgens Het Groene Boekje (Nederlandse Taalunie, 2015) is het basisbeginsel van de Nederlandse spelling gebaseerd op de standaarduitspraak. Dit wordt het fonologisch principe genoemd. Dat principe houdt in dat je schrijft wat je hoort, zoals bij het woord krant: je spreekt het uit met een t, en je schrijft het ook met een t. Maar waarom dan hoofd met een d, terwijl je een t hoort? Dat komt doordat het fonologisch principe ingeperkt wordt door twee ‘nevenbeginselen’: die van etymologie en die van gelijkvormigheid.

Het principe van etymologie betekent dat sommige woorden worden gespeld op basis van hun herkomst. Zo schrijven we nog steeds een w in erwt, ook al wordt deze niet meer uitgesproken. Dit principe geldt ook voor leenwoorden: we schrijven computer in plaats van kompjoeter, omdat het nou eenmaal een Engels woord is.

Het principe van gelijkvormigheid zorgt ervoor dat woorden binnen een woordfamilie zoveel mogelijk op dezelfde manier worden gespeld. Dit principe is onder te verdelen in twee subprincipes: morfologie en analogie.

Morfologie is de leer van woordvorming. De kleinste betekenisdragende delen van een woord worden morfemen genoemd. Het principe van morfologie functioneert om de morfemen binnen een woord zo herkenbaar mogelijk te houden, zodat de morfologie van woorden zelf logisch is in geschreven taal. Hoofd krijgt dus een d omdat we in hoofden die d wél horen.

Daarnaast is er het analogieprincipe, waarbij de spelling van een woord wordt afgestemd op vergelijkbare woorden: sommige spellingen volgen het patroon van vergelijkbare woorden. Stationsstraat krijgt bijvoorbeeld een tussen-s door de overeenkomst met stationsweg.


Enkele problemen bij spellinglogica

In het Tijdschrift voor Taalbeheersing hebben wetenschappers Bakker-Peters et al. (2017) al eens onderzocht of de didactiek en de spellinglogica eigenlijk wel te verenigen zijn. Zij hebben hierbij de onderstaande problemen met spellinglogica vastgesteld:

Bij werkwoorden volgen we vooral het morfologisch principe: vormen van een werkwoord die dezelfde grammaticale functie hebben, worden op dezelfde manier opgebouwd. Een bekende regel is: derde persoon enkelvoud = stam + t. Dus: hij loopt, hij wordt. Toch gaat dit niet altijd goed: waarom niet hij gaatt? In de Nederlandse spelling worden dubbele medeklinkers binnen een lettergreep meestal met één letter geschreven, ook als ze anders gespeld worden (bijv. Jos’ jas, niet Joss jas). Bij werkwoorden geldt dit alleen als de dubbele medeklinkers dezelfde spelling hebben. De dt-spelling vormt hierop een uitzondering: om morfologische redenen wordt bij de derde persoon enkelvoud -t toegevoegd (zoals in hoopt, meldt), wat zorgt voor ongelijkvormigheid binnen het werkwoordparadigma, bijvoorbeeld meldt tegenover gemeld. Hierdoor botst de dt-spelling met het principe van morfologische gelijkvormigheid.

Het wordt extra lastig wanneer Engelse leenwoorden vervoegd moeten worden. Volgens Reuneker en Dunning (2023) leidt dit zelfs tot iets meer fouten dan bij gewone Nederlandse werkwoorden, omdat het vaak onduidelijk is wat de stam is. Daarbij spelen zowel de etymologie als iemands kennis van het Engels een rol. Zo voelt deletete als verleden tijd onnatuurlijk aan, omdat deleted in het Engels gebruikelijker is. Bakker-Peters et al. (2017) noemen daarnaast nóg een basisbeginsel van de Nederlandse spelling: het principe van terugleesbaarheid. Oftewel, de spelling mag niet botsen met de uitspraak. Daarom eindigt de stam van Engelse leenwerkwoorden vaak op een -e (delete is logischer dan delet, omdat anders de Engelse uitspraak verloren gaat), maar dat leidt in de verleden tijd tot lastig leesbare vormen als het gedeletete bestand. Deze vorm is lastig leesbaar, doordat we er morfologische regels opplakken die van oorsprong niet bij het woord horen. Dit principe zit zichzelf dus in de weg bij vervoegingen.


Homofonie

Regels, regels en nog meer regels. En dan ook nog de uitzonderingen daarop (over sterke werkwoorden hebben we het nauwelijks gehad!). Toch zou je kunnen denken: het meeste is regelmatig en de rest leer je gewoon uit je hoofd. En in de praktijk wordt het vaak ook zo aangeleerd. Maar waarom maken we dan nog steeds zo veel fouten? Dat komt door een hardnekkige stoorzender in ons brein: homofoondominantie.

Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven. Bij werkwoorden komt dit vaak voor door verschillende grammaticale vervoegingen: vind en vindt, praten en praatten, betaald en betaalt, enzovoort. Al in 1999 werd vastgesteld dat ons brein op een bepaalde manier werkt: wanneer het werkgeheugen onder druk staat (bijvoorbeeld tijdens een dictee met tijdsdruk) en we geen tijd hebben om bewust over de juiste regel na te denken, kiezen we automatisch de meest frequente homofone vorm (Sandra et al., 1999).

Dat gebeurt doordat het woordbeeld van een frequent woord sterker is verankerd dan dat van een minder frequent woord. Surkyn et al. (2020) bevestigden dat dit mechanisme ook optreedt in informele taal, zoals in WhatsApp-berichten van jongeren.

 

Didactiek

Wat werkt dan wél bij het onderwijzen van werkwoordspelling? Een eerste stap is leerlingen voldoende tijd geven om na te denken over de juiste regel. Dit verlaagt de druk op het werkgeheugen en verkleint de kans op fouten. Maar hoe leren leerlingen welke regel wanneer geldt?

In het onderzoek van Bakker-Peters et al. (2017), met als onderzoeksvraag of de didactiek en de spellinglogica te verenigen zijn, komen zij tot de conclusie dat het probleem wordt verkleind (maar niet volledig opgelost) door een algoritmische aanpak aan te leren. Bij deze aanpak leert de leerling stapsgewijs keuzes maken, op basis van grammaticale voorkennis, zoals tijd en getal.

Chamalaun en Ernestus (2023) benadrukken het belang van grammaticaal inzicht: wie de functie van een werkwoordsvorm goed kan analyseren, spelt die ook vaker correct. Ook De Coo (2022) pleit in Neerlandistiek voor het stimuleren van taalgevoel. Laat leerlingen eerst verschillende zinsstructuren verkennen, zodat ze begrijpen hoe taal werkt, vóórdat de spellingregels aan bod komen. Het is ook belangrijk dat leerlingen begrijpen dat er meerdere spellingstrategieën zijn. Vertrouw dus niet te veel op de strategie "meestal wordt het zo gespeld" (homofoondominantie), maar volg vooral de spellingregels. Formatief handelen, het voortdurend checken of de leerling het begrijpt en de stof daarop aanpassen, is hierbij essentieel.

 

Conclusie

Werkwoordspelling draait om meer dan alleen regels uit het hoofd leren en die toepassen. Regels botsen soms met elkaar en ook onze cognitieve processen kunnen roet in het eten gooien. Geen wonder dat veel leerlingen én volwassenen regelmatig fouten maken.

Onderzoek laat zien dat een algoritmische aanpak van werkwoordspelling aanleren helpt, mits er voldoende grammaticale voorkennis is en de leerling voldoende tijd krijgt om die regel te achterhalen. Tegelijk groeit de aandacht voor het ontwikkelen van taalgevoel en inzicht in zinsstructuren. Door het aanwakkeren van taalgevoel en het aanleren van regels te combineren met formatief handelen ontstaat een stevigere basis voor het leren van werkwoordspelling.

Zal het ooit als makkelijk en logisch worden ervaren? Waarschijnlijk niet. Maar met de juiste aanpak en begeleiding, kan werkwoordspelling wel een stuk minder frustrerend worden.


 

Bronnen:

Bakker-Peters, M., Zuidema, J., Bosman, A., & Neijt, A. (2017). De verenigbaarheid van didactische middelen en taalkundige spellinglogica bij Nederlandse werkwoorden. Tijdschrift Voor Taalbeheersing, 39(1), 31–62. https://doi.org/10.5117/tvt2017.1.bakk

Chamalaun, R., Ernestus, M. (2023) De rol van grammatica bij werkwoordspelling. Levende Talen Tijdschrift24(3), 3-16. https://lt-tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltt/article/view/2351

De Coo, B. (2022). Waarom krijgen wij de werkwoordspelling niet uitgelegd? Neerlandistiek Nederlandse Taalunie. (2011) Ze kunnen niet meer spellen. Kan de Taalunie er wat aan doen? https://taalunie.org/publicaties/68/ze-kunnen-niet-meer-spellen

Nederlandse Taalunie (2015). Het Groene Boekje: woordenlijst Nederlandse taal. Utrecht: Van Dale Uitgevers.

Reuneker, A., & Dunning, M. (2023). Van gamen tot netflixen: De spelling van Engelse leenwerkwoorden. In A. Mottart & S. Vanhooren (Red.), 36ste Conferentie Onderwijs Nederlands (pp. 254-257). Gent: Skribis

Sandra, D., Frisson, S., & Daems, F. (1999). Why Simple Verb Forms Can Be So Difficult to Spell: The Influence of Homophone Frequency and Distance in Dutch. Brain And Language68(1–2), 277–283. https://doi.org/10.1006/brln.1999.2108

Surkyn, H., Vandekerckhove, R., & Sandra, D. (2020). From experiment to real-life data. The Mental Lexicon, 15(3), 422–463. https://doi.org/10.1075/ml.20006.sur